Posts tonen met het label leesverslag. Alle posts tonen
Posts tonen met het label leesverslag. Alle posts tonen

dinsdag 23 september 2025

Het warmedouchegevoel


Omdat je ergens moet zijn, was ik op zolder en vond daar in de bloemlezing Dichters bij elkaar dit gedicht: 
 
Er is geen woord voor, eigenlijk 
 
vanochtend toen deze jongen wakker werd godlof 
het hele brein totaal gevuld met 
het warme douche gevoel  
van het Opperste Niets 
sprong ie liedjes neuriënd z'n nest uit 
(de liedjes vervaardigd door zijn zoetgeglazuurde  
moeder kali mary poppins) 
holde naar het postkantoor  
posteerde zich aan de rijksweg  
duimde zich door de natte polders 
helemaal naar amsterdam  
zonder das - zonder manchetknopen 
onvoorbereid op de vier ruiters  
van het klassiekste stripverhaal 
 
in amsterdam (nog steeds het Opperste Niets 
van voorhoofd tot de kruin) 
ging ie zitten in een warm 
bruin houterig café 
dronk zijn koffie 
DENKEND aan het Opperste Niets 
stond op een hoge brug 
spuugde in het water 
regen en uitlaatgassen 
waste zijn haar en verstopten zijn longen 
hij kocht rotboeken en lauwe bami 
praatte met iemand 
spuwde in het geheim in zijn bier 
 
buiten ging een vent voorbij 
in spijkerbroek  
een bochel op de rug 
waarop deze jongen naar het station toerende 
om een kaartje te kopen dat hem terugbracht naar huis 
in een Opperst Nietszijnde Elektrische Trein 
 
Dichters bij elkaar; gedichten en enkele beschouwingen over poëzie verscheen in 1967 en is een als bloemlezing vermomde reclamefolder van uitgeverij Querido. In nog geen zeventig bladzijden worden alle dichters uit het fonds met minimaal één gedicht gepresenteerd. Tachtig bladzijden totaal: de laatste tien bladzijden geven een overzicht van het hele Queridofonds, inclusief romans van Top Naeff en de reeks Moderne Medische Inzichten.  'Er is geen woord voor, eigenlijk' is afkomstig van een twintigjarige die op dat moment geen bundel had gepubliceerd, maar wel een roman: De generalenrepetitieVan een dichtbundel kwam het pas veel later: in 1976 verscheen Zo goed als nieuw; bewaarde gedichten 1966-1976 Critici waarderen vooral het meer recente werkKees Fens maakt een helder onderscheid. Aanvankelijk was deze poëzie 'meer van het toon- dan van het woordgenre, de modieuze toon van eens. Verzen voor de vrienden zullen we maar zeggen. In het tweede deel wordt de dichter woordbewuster, de toon gaat eruit.' 
Wie is deze dichter? Geen dichter die in bloemlezingen is te vinden: niet in de dikke Komrij, niet in de Spiegel van Hans WarrenDe toon heeft inderdaad iets van echte jarenzestigdichters: Van Doorn, Vaandrager, Armando, Vinkenoog zelfs. De piepjonge dichter schrijft een stuk normaler, prozaïscher: met punten en komma's zijn dit tamelijk gewone grammaticale zinnen. Echt iets voor een twintigjarige is het achteloze vertoon van belezenheid, met een hindoegodheid en de verwijzing naar de Apocalyps. Peter H. van Lieshout, meldt uitgeverij In de Knipscheer op haar website‘was mede-oprichter van de poëziestroming De Brabantse School’maar was vanaf de jaren zeventig nauw betrokken bij het organiseren van festivals in Amsterdam. Niet alleen dat: ‘Zijn intensieve en inspirerende werk als vertaler, recensent en redacteur zou een groter eigen oeuvre in de weg staan. Zijn aangekondigde roman ‘Bossche Getijden’ zou nooit verschijnen.’ In Amsterdam is Van Lieshout in 2017 overleden.  
Geen groot eigen oeuvre, Brabant en Amsterdam. Het enige gedicht dat ik van Van Lieshout ken, vertoont misschien sporen van andere dichters, maar in het licht van de eeuwigheid vind ik dat niet zo belangrijk: wat dit gedicht probeert te beschrijven, beschrijft het perfect. Het werk van dichters als Vaandrager en Armando herken je onmiddellijk; juist het ontbreken van opvallende stijlkenmerken geeft dit gedicht een geldigheid die uitgaat boven de sjablonen van de jaren zestigEn het is in meer dan één opzicht een gedicht over 'deze jongen'. Als twintigjarige kocht ik af en toe 'rotboeken'liftte ik elk weekend van Eindhoven naar Utrecht en omgekeerd. Amsterdam kwam een paar jaar later en toen pakte ik de trein.   
 

maandag 10 april 2023

Ooievaar

 

Gisteravond las ik het boek van Anjet Daanje uit. Na 655 bladzijden voelt deze lezer de behoefte om minimaal 655 woorden terug te schrijven. Ook vanwege Gemengde Gevoelens. Als ik ze nummer, kom ik misschien tot elf.

1. Daanje is een schrijver die niet te vergelijken is met wie dan ook in binnen- en, voor zover ik weet, buitenland. Met een ongelooflijke techniek jaagt ze je door elf levensverhalen heen. Couleur locale en historische gegevens worden bijna achteloos in de stroom van het verhaal opgenomen. Haar thematiek is volstrekt onmodieus. Geen coming of age van eigentijdse personages, maar de grote vragen van leven, samenleven en – vooral – dood.

2.  Elf verhalen die op de een of andere manier samenhangen met leven en lot van de zusters Brontë. De buitengewone karakters van de zusters vinden we terug of worden gespiegeld in de levens van anderen – in negentiende-eeuws Engeland, in de VS, in Frankrijk, in twintigste-eeuws Engeland, in Nederland. In alle verhalen introverte vrouwen met een rijk verbeeldingsleven, in bijna alle verhalen symbiotische zusterrelaties, in alle verhalen het raadsel van de dood en pogingen om het raadsel te ontsluieren.

3. De karakters en de obsessies van de zusters Brontë vind je in alle belangrijke personages terug. Excentrieke types dus. Het gevolg voor mij was dat de Brontës gaandeweg hun uniciteit verloren en daarmee hun kunstenaarsaura: het schrijverschap werd secundair ten opzichte van de bijzondere persoonlijkheidskenmerken. Ik vraag me af of het Daanjes bedoeling was.

4. Daanjes verteltechniek is die van een onzichtbare auctoriale verteller die moeiteloos overstapt van de beschrijving van uiterlijk, decors en omstandigheden naar het innerlijk van personages. Alles in de tegenwoordige tijd en alles weer in één grote stroom. Het merkwaardige effect is dat de psychologische processen bij de personages daarmee iets uiterlijks krijgen: iets willekeurigs. Ze zijn van dezelfde orde als het decor. Je leest door omdat je razend benieuwd bent naar de afloop, niet omdat je je identificeert of zelfs maar bijzonder veel empathie voelt. Je leest gedachten alsof je naar een film kijkt: je ziet ze van buiten.

5. Het hele boek heeft iets van een proefopstelling. De personages zijn constructies. Heel duidelijk wordt dat aan het slot. We zijn dan in het heden en in Groningen. Het vrouwelijk personage is een briljant meisje dat als enige tussen veel minder briljante jongens natuurkunde studeert. Maar ze draagt een bril en is ook verder erg onaantrekkelijk: geen lijf, geen borsten, niks. Als ze lerares wiskunde wordt, kan ze geen orde houden. Ze lijkt uitgebroed in een clichéfabriek. Ook in de rest van de roman lijken de personages hun bestaan vooral te danken te hebben aan zorgvuldig uitgedachte overeenkomsten en tegenstellingen.

6. Wat in het hele boek ontbreekt, is humor. En dan niet per se humor om te lachen, maar humor als een soort antwoord op de grote thema’s die worden aangeroerd.

7.  Wat wel te vinden is in het boek, is poëzie. Tien van de elf hoofdstukken worden voorafgegaan door een gedicht van Emily Brontë of strofen daarvan. Die gedichten zijn door Daanje vertaald en ze heeft geprobeerd het rijm te behouden. Gelukkig zijn de originelen aan het slot van het boek opgenomen. Daar moest ik regelmatig naar bladeren om er achter te komen wat er in de vertalingen stond. En om iets van de poëtische kracht te ervaren. Brontë is een groot dichter; ik kende haar poëzie niet.

8. Parallel aan de roman verscheen een bundeling van Daanjes vertalingen van Brontë en van eigen gedichten. Op Daanjes website is één lang, eigen gedicht te vinden. Rijm en metrum zijn matig en de inhoud is conventioneel. Geen gedichtenwebsite zou het gedicht plaatsen. Heel vreemd allemaal want in de roman zijn de metaforen vaak verrassend raak.

9. De titel. Op twee derde krijgen we duidelijkheid over de dromedaris en tegen het slot over de ooievaar. Voor het lied geldt dat minder; het moet slaan op de roman zelf. Hoe dan ook is de titel niet geslaagd: te metonymisch en te metaforisch en daarmee te abstract. Daanje heeft weinig talent voor titels.  Haar debuut was ‘Pianomuziek in de regen’: goed voor een deeltje in een romantische reeks. Daarna kwam ‘De blinde fotograaf’; een titel die Hermans al had gebruikt. ‘Veelvuldig en alleen’, ‘De Mei-jaren’, ‘Delle Weel’. ‘jl.’: het suggereert weinig tot niks.

10. De conclusie? Komt in 11.

11. Een in alle opzichten eigenzinnig schrijverschap heeft een boek opgeleverd van Europese allure dat me aan de bladzijden kluisterde en een existentiële thematiek heeft die je niet vaak tegenkomt. En toch doet het boek mijn hartje niet sneller kloppen. Door sommige keuzes van de auteur blijft er een afstand bestaan.

Het warmedouchegevoel

Omdat je ergens moet zijn, was ik op zolder en vond daar  in de bloemlezing Dichters  bij  elkaar dit  gedicht :     Er is geen woord voor,...