Bij Reve zet het weer van alle mensen een associatieve
machinerie in werking. Een beknepen, okeren licht en een windvlaag die tezamen
een effect hebben op de psyche: het weer dat aan alle mensen wordt
toegeschreven en door iedereen zou worden ervaren, krijgt bij de bedenker van
de formule een hoogstpersoonlijke betekenis. ‘Alle mensen’ denken er anders
over. ‘Typisch Nederlands grijs weer’ is weer dat de grenzen tussen individuen
uitwist; niemand, jong of oud, rijk of arm, kan eraan ontsnappen. Beneden hun
zeespiegel ervaren de typische Nederlanders geen enkele inspiratie van buiten:
niets dat het wolkendek doorbreekt. Wat rest, is de weemoed en droefheid die
alleen al de naam van Gerard Reve bij zijn geëerd publiek kan oproepen. Bij
Reve zelf is het de combinatie van overheersende bewolking en plotseling
schaars licht die een levendig proces in gang zet. De melancholie wordt beleefd
en erkend, maar juist door het weer doen zich herinneringsbeelden voor die
dwingen tot het neerschrijven van zinnen die moeten leiden tot een Boek.
Reves schrijverschap heeft vaker geleid tot misverstanden. De
Avonden heeft eenzijdige interpretaties opgeroepen; in de jaren veertig en
vijftig was het een tekst die het zielenleven van een generatie ontsloot, in de
jaren zestig werd het vooral een boek om hartelijk te lachen. Veel tijdgenoten
namen Reves overgang naar het katholicisme niet serieus; onder hen waren
fanatieke bewonderaars. Er was het Ezelsproces. Bij een formulering als ‘het
weer van alle mensen’ hangt de klassieke status nauw samen met semantische
onbepaaldheid – zoals bij ‘Het uur u’, ‘Alles van waarde is weerloos’ en ‘Het
is gezien, het is niet onopgemerkt gebleven’. Wanneer het uur aanbreekt en wat
het zou kunnen behelzen, wat ‘alles’ is en wat ‘waarde’, wie ‘het’ zag en
opmerkte – het wordt door iedereen en onder zeer wisselende omstandigheden
ingevuld.
Maar niet alleen in dat scala aan mogelijke betekenissen zal
de kracht van een formulering schuilen. Eerst en vooral is er de woordkeus.
‘Het uur u’ kent assonantie, ‘waarde’ allitereert met ‘weerloos’ en die heel
beroemde zin is gebouwd op parallellisme. ‘Het weer van alle mensen’ heeft een
jambisch patroon, maar dat komt veel voor in het Nederlands. De latere variant
‘weder’ doorbreekt het patroon, maar dat zal niet de enige reden zijn waarom
die weinig opgang zou hebben gemaakt; ‘weder’ is te archaïsch. Met één ander
woord, ‘alle wezens’, wordt er
geallitereerd, maar dan is de betekenis te ruim: ook eencelligen zijn wezens.
De enige kandidaat met een identieke betekenis en vrijwel dezelfde metriek –
alleen de onbeklemtoonde slotlettergreep ontbreekt - lijkt ‘Het weer van
iedereen’. Maar dan: ‘iedereen’ is een onbepaald voornaamwoord dat in de
richting gaat van een verzamelnaam, een collectivum; ‘alle mensen’ een meervoud
van een zelfstandig naamwoord dat een individu aanduidt. Juist als individuen
wensen typische Nederlanders zich te zien en te worden aangesproken – niet als
leden van een groep. Het individu Reve gaf de formulering een betekenis en
daarna deden anderen het ook. De betekenis die gaandeweg bij hen ontstond, is
een betekenis die alleen een individu kan ervaren: die van een onontkoombare grijsheid die bij
‘alle mensen’ de individualiteit opheft. Het is geen aangename sensatie voor de
meesten - de enige uitzondering is, ver
van de zeespiegel, een
Limburgse journalist.
Al in de lotgevallen van vijf welgekozen woorden ontvouwt
zich daarmee één van Reves fundamentele thema’s. ‘Alle mensen’ handelen en
denken anders – in de romans en verhalen soms dwingend en in ieder geval op een
manier die voor een personage niet te begrijpen valt en bedoelingen miskent. De
ouders van Frits en de vriendengroep in De avonden, de speelkameraadjes
van Elmer, het kunstenaarsvolkje, de homoseksuele medemens, Nederlanders,
Fransen, Engelsen, medekatholieken: ze hebben gewoonten en overtuigingen die
zelfs bedreigend kunnen zijn. Wat we lezen bij Reve zijn overwegingen en
gedachten waarmee een personage al die gedragingen duidt, ze bespot of probeert
te bezweren. Overwegingen en gedachten: het belangrijkste wapen waarmee het
personage zich staande wil houden, is taal.
Als Reve, bij alle
controverses die zijn schrijverschap opriep, altijd om één ding geprezen is,
dan is het zijn stijl: het taalgebruik dat hij als auteur aan zijn personages
meegaf, de beschrijving van omstandigheden waaronder ze handelden of niet
handelden, het oproepen van een sfeer. In de loop der jaren ontwikkelde de
protagonist bij Reve zich steeds meer tot een onverhuld autobiografisch
personage en daarmee ontwikkelde zich ook de stijl. Op weg naar het einde
is om veel redenen een heel ander boek dan De Avonden, maar ook op het
niveau van iets schijnbaar oppervlakkigs als de zinslengte; vanaf Een
circusjongen maakte Reves stijl nog een keer een ontwikkeling door. Ik
ken weinig voorbeelden van Nederlands
proza waarin louter op grond van de stijl een schrijverschap kan worden
ingedeeld in perioden; misschien is Van Schendel een voorbeeld en, heel lang
geleden, Nicolaas Beets. Bij dichters - Paul van Ostaijen, Hendrik Marsman,
Gerrit Kouwenaar, Kees Ouwens – komt het in ieder geval vaker voor.
Bij hen allen hing de verandering van stijl samen met een
verandering in de thematiek en soms ook met nieuwe ideeën over wat literatuur
zou kunnen betekenen voor een lezer. ‘Stijl’ in een heel brede zin is
kenmerkend voor iedereen die zich in een maatschappelijk verband begeeft;
stijlkeuzes, stijlen uitproberen en beredeneren, is doorgaans een onderdeel van
het geestelijk leven dat zich voltrekt in de puberteit en de adolescentie. De
gedachte dat elke serieuze vorm van geestelijk leven uiteindelijk iets puberaals
heeft – ooit gelezen, niet genoteerd, wel onthouden – vind ik een
aantrekkelijke en een aannemelijke. Achtereenvolgende opvattingen omtrent de
eigen identiteit: bij Reve manifesteerde het zich zelfs in de naam op de kaft.
‘Simon van het’ werd ‘Gerard Kornelis van het’ werd ‘Gerard’. Tussendoor was er ook nog sprake van een
markies.
Elke schrijver heeft een stijl. Toch: er zijn veel goede
redenen om romans van W.F. Hermans te lezen, maar zijn stijl is er niet direct
een van. Bij Reve ligt het anders. Van de meest markante ontwikkelingen in zijn
taalgebruik wil ik een paar aspecten belichten. De Avonden vormt het
onontkoombare voorbeeld van de zakelijke stijl uit de beginjaren; daar is het
vooral een personage, Frits, dat uiteenlopende taalregisters opvangt en
hanteert. Veel van de registers komen bijeen in Op weg naar het einde en
Nader tot u: hoogtepunten van Reves lyrische stijl en voor heel wat
lezers hoogtepunten van het oeuvre. Daarna, vanaf Een circusjongen,
staat Reves oeuvre in het teken van vertellingen en de bijbehorende ‘duiding’
en overheerst het artificiële.
Over al deze boeken, en over Reve in het algemeen, is in de
jaren zestig, zeventig en tachtig van de vorige eeuw veel geschreven. Zijn
taalgebruik werd geroemd, maar meestal beperkt geanalyseerd. De stijlkenmerken
leken evident te zijn; er waren kwesties die dringender om aandacht vroegen. De
belangrijkste publicaties heb ik geprobeerd te verwerken, maar het is mogelijk
dat ik iets heb gemist en dat nu als eigen vinding presenteer. Dat laatste kan
ook gelden voor wat ik las, niet belangrijk genoeg vond om te noteren, maar een
idee bevatte dat bleef hangen. Het komt meer voor. En dan zijn er nog de vele
interviews en de vele, vele brieven. Weinig auteurs hebben zich zo vaak en zo
lucide uitgelaten over het eigen schrijverschap als Gerard Reve.
Geen opmerkingen:
Een reactie posten