dinsdag 16 mei 2023

Luchtdirigent

 

Facebook en Neerlandistiek laten het zien: ik ben dezer dagen niet de enige die Gorters Mei herleest. Aanleiding is natuurlijk de voorleesmarathon in Zutphen op Hemelvaartsdag. Voor het eerst en integraal in de mooie Delta-editie van Enno Endt en Mary Kemperink die al een tijd in de kast stond. Passages in mijn Ooievaarpocketje die ik altijd maar snel las omdat ik ze niet helemaal begreep, worden prima toegelicht. Als ik heel kritisch ben, heb ik misschien nog een of twee vragen.

Gaandeweg ging ik als een soort luchtdirigent meebewegen met de tekst. Armgebaren, hoofdbuigingen. Zo sterk is het ritme - al is het metrisch lang niet altijd perfect. Enkele van de 43 regels die mij zijn toebedeeld, maakten dat wel duidelijk. Maar juist daardoor misschien: het bijzondere van Gorter vind ik lastig te omschrijven, maar schuilt voor mij in zoiets als de natuurlijkheid van zijn dictie. Endt en Kemperink spreken van een helder parlando, maar als het parlando is, is dat bij de gratie van het poëtische. Het is een zeer geraffineerde natuurlijkheid die Gorter bereikt door van alles te doen wat niet mag.  

Dat zit ‘m in het ritme/metrum, in ongrammaticaliteiten, in herhalingen, in zelfcorrecties, in de befaamde enjambementen, in woordkeus, maar misschien toch vooral in het rijm. Op een willekeurige bladzijde, blz. 127, is te vinden: begeeren/meer en, omdat/duldend dat, gebeente/heen te, wat is/droefenis, weter/heet er, herinneringen/tinnen. Elke keer zorgt zo’n rijm, bij deze lezer in ieder geval, voor een schokje. Vooral ook door een omgeving van zeer brave rijmen: kromt/komt, wil/stil, stof/kerkhof, af/graf, zijn/schijn, dood/nood, vinden/verslinden. Dat Gorter zich zeer bewust was van wat hij deed, blijkt na ‘verslinden’. Er volgt een witregel en dan, tot op de volgende pagina: herinneringen/tinnen, wereld/dwarrelt, beelden/verhulde, gedaanten/waan te, vlakte/brak te, starren/garen. Dan volgt er weer een witregel en is alles weer normaal: kwaamt/naamt, dragend/vragend, vlam/nam, oog/bedroog, stil/wil. Het correspondeert met een inhoudelijke tegenstelling: dynamiek versus reflectie – ‘nu ben ik weer stil/En waar in mij, en voel wat ‘k altijd wil’.

Het is Balder die spreekt, maar de formulering is van Gorter. Spreektalig misschien, ja. Bijna kinderlijk. Het was, dacht ik, Willem Wilmink die Gorters toon op zijn beste momenten ‘argeloos’ noemde. Wie argeloos is, lijkt zich niet bewust van een eventueel veroordelende blik van een buitenwereld. Ik vind het een mooie karakterisering, maar in het geval van Gorter was argeloosheid een doeltreffende, zelfverzekerde strategie. Zo doeltreffend dat bijna anderhalve eeuw later een lezer in alle onschuld met zijn armen zit te zwaaien.

Geen opmerkingen:

Een reactie posten

Dichters over Gorter: J. van Tooren

I n Haiku; een jonge maan , de bloemlezing waarmee in 1973 de Japanse poëzie in het Nederlandse taalgebied werd geïntroduceerd, is dit gedic...