woensdag 29 mei 2024

Touwen


Katern 69 is het middelste van de vijf katernen in Van Dixhoorns het doel van de opticien en daarin lijkt alles, of althans veel, in het teken te staan van spiegeling of weerspiegeling. Het katerntje telt 12 bladzijden met daarop in totaal 21 woorden, de cijfers van het getal 69 spiegelen zichzelf en dat doen ook de getallen van de katernen er direct omheen, 38 en 83. Hoe verder verwijderd van het midden, hoe minder orde. Dit moet een veelbetekenend katerntje zijn.  

Wat opvalt, is dat het visuele voor het eerst in de tekst zijn intrede doet. Na al het wit in de voorgaande katernen en ook in dit katern staat er nu twee keer ‘het ziet’, zonder aanhalingstekens. Aanhalingstekens komen in dit katern helemaal niet voor. In de vorige katernen werd vooral veel taal opgevangen, maar nu bevinden we ons alleen maar in de wereld van het visuele. Ook ‘het ziet’ gehoorzaamt aan het principe van de spiegeling. De twee woorden zijn te vinden op de tweede en op de voorlaatste bedrukte bladzijde – als ‘bedrukt’ een passende term is voor een bladzijde met twee woorden en verder alleen maar wit.  

Halverwege het katern, in het midden van het midden dus, staat op de vertrouwde plek linksboven: 

zo 

met de nauwkeurigheid van het toeval 

 

Zeven van de eenentwintig woorden maar liefst. Hier wordt, lijkt het, een volstrekt ondubbelzinnige uitspraak gedaan over wat we lezen en het procedé dat is toegepast: een toevalsprocedé. Een toevalsprocedé kan, als ik het goed zie, op twee manieren nauwkeurig zijn: als consequent toegepast procedé en dan is het nog maar de vraag of alles zo toevallig is, of als een procedé dat nauwkeurig met iets overeenstemt – iets weerspiegelt. Wat het procedé weerspiegelt is – na de eerdere katernen, alle katernen die nog volgen, mijn heldhaftige pogingen tot duiding - simpelweg alles'. De werkelijkheid op alle niveaus die maar denkbaar zijn. Een toevalsprocedé in een zee van wit geeft een beeld van die werkelijkheid en is dan metaforisch, het vertoont in zijn materialiteit een overeenkomst met de werkelijkheid en dan vat ik het iconisch op, het is zijn materialiteit een onderdeel van de werkelijkheid die het in zijn materialiteit laat zien: als een staal in het stalenboek van de schilder. In het laatste geval hebben we te maken met exemplificatie, een term die gebruikt wordt bij de analyse van ‘concrete poëzie'.  


Daar wil het toevalsprocedé dus op lijken. Zou het doel van de opticien zijn bereikt? Nog even de laatste bladzijde van katern 69 met maar liefst zes van de eenentwintig woorden: 

zo 

neerlegt  

tegen de touwen zeg 

 

Anders ik wel.  



(Het zesde deel van een serie over het doel van de opticien en de kat van de muziekschool van F. van Dixhoorn, gepubliceerd op https://gertdejager.blogspot.com/)

 

 

dinsdag 28 mei 2024

Bovenaan

 

Het eerste katern in het doel van de opticien, met nummer 33, werd afgesloten met ‘besloten ligt’, zonder aanhalingstekens. Dat wekt de illusie van een afronding, maar in het volgende katern vallen we meteen in iets dat blijkbaar is doorgegaan. Dat iets moet een handeling zijn. We lezen dit: 

wen 

uithangen 

natmaakt 

 

Na ‘uithangen’ staat een vinkje en dat kan ik in mijn tekstverwerkingsprogramma niet vinden. Dat het een en ander is doorgegaan, hadden we al kunnen weten. Het nummer van het katern, 38, suggereert vier afwezige katernen en roept ze daarmee meteen bij ons op.  

 

Een vinkje is een teken voor een oordeel en een oordeel veronderstelt reflexiviteit. Zoiets lijkt vaker een rol te spelen in katern 38. De eerste drie woorden, waarvan een met een vinkje, staan afgedrukt waar je ze normaal zou verwachten, op de eerste rechter bladzijde, maar daarna wordt het principe gevolgd dat eerder al bepalend leek te zijn: bovenaan, op een kwart van de linker pagina, vinden we aan de linkerkant een zeer beperkte hoeveelheid woorden en die zijn afgedrukt zonder marge. Maar het principe wordt doorbroken. Exact één regel lager dan waar je het zou verwachten staat dit: 

 

wij staan bovenaan.’ 

 

Drie keer zelfs, waarvan twee keer – ik weet dat het ingewikkeld wordt – achter elkaar tegen de rechterkant, met aan de linkerkant wit dus en ook aan de rechterkant geen enkele marge. Wie zijn ‘wij’? Kinderen van een voetbalclub van wie de vrolijke kreten worden opgevangen? Zijn dat de letters die we lezen? Zijn dat de schrijver en de lezer die tijdens het schrijven en lezen een verbintenis met elkaar aangaan? Het is allemaal mogelijk en het een zou zomaar kunnen overgaan in het ander. Opvallend is dat op de twee tekstbladzijden die nog volgen, de orde is hersteld: wat we lezen staat weer op zijn vertrouwde plek. Maar het is wel een heel summiere tekst. Op de ene bladzijde dit: 

 

.’ 

 

en op de andere bladzijde ook. Sterft het geluid weg? Verdwijnen wij die bovenaan staan? Of moeten we doen wat we zo vaak moeten doen: het afwezige opvullen met van alles en maakt juist de afwezigheid een potentieel alles ervaarbaar? Inclusief het verdwijnen daarvan? Op zijn hoogst is het een voorlopig verdwijnen. Op katern 38 volgt katern 69 en dat begint, ondanks 30 missende katernen, met een woord dat we kennen: wen. Continuïteit gegarandeerd.  


(Het vijfde deel van een serie over het doel van de opticien en de kat van de muziekschool van F. van Dixhoorn, gepubliceerd op https://gertdejager.blogspot.com/)

Dichters over Gorter: Erik Bindervoet

In de bundel Aap uit 2002 zijn deze twee kwatrijnen te vinden:     Blijf toch dromen van dat arbeidersparadijs!    Blij dans je op de stran...