maandag 27 mei 2024

Boekhouders


Ik las snel en nieuwsgierig, niet studieus en dus niet met de pen in de hand, Mathijs Sanders' Boekhouders van de vergankelijkheid en vraag me nu, als sinds drie maanden staatsbetoelaagd bejaarde, af of late stijl een-op-een gelijkgesteld kan worden met een attitude ten opzichte van het ouder worden. Hoe schrijf ik zelf, hier bijvoorbeeld? Spreektaliger, ontspannener. Dat is een keuze, een kwestie van ervaring en techniek, maar misschien toch ook van iets anders: de afgenomen noodzaak om je te voegen in een maatschappelijk stramien. Als ik niet uitkijk, ga ik hier gewoon een potje zitten neuriën.  

Maar in ernst: het zijn aspecten die ook bij Sanders aan bod komen. Geloof ik, ik las het boek eergisteren uit en heb het niet bij de hand. Stijl als attitude ten opzichte van de dingen wordt interessant als de stijl verandert. Dat was ook te zien bij ene Gerard Reve. Stijl en attitude per definitie aan elkaar gelijkstellen doet misschien geen recht aan de complexiteit van het individu dat de stijl voortbrengt, maar een ontwikkeling in de stijl kan niet anders dan veelbetekenend zijn. Als sinds drie maanden staatsbetoelaagd bejaarde ga ik Sanders' boek óók herlezen als bron voor wijze levenslessen. 

En verder was ik zwaar onder de indruk van een bundel die Sanders bespreekt en die 47 jaar mijn boekenkast niet was uitgekomen: Voorlopig van Roland Holst. En dacht: ik ben beter geconserveerd dan zo'n bundel van Van Oorschot met zijn vergeelde papier. Toch? 

En verder googelde ik op Spätstil en kwam ik op Het Moment zelfs een gedicht tegen: 


Ik heb zin in een Spätstil


Ik heb zin in een Spätstil. Scherpe,
ragfijne contouren die verdwijnen,
overvloeien in grove streken die
werkelijkheid en onwerkelijkheid
met elkaar verbinden.

Mijn hand die niets meer tegenhoudt:
verval niet, stasis niet, niks.
Nog niet de illusie van vergankelijkheid,
schreef de dichter:
een regel om even goed te bekijken.
De dichter weer: het dier in mij sterft.
Maar dat doet het eerst niet, later
wel.

vrijdag 24 mei 2024

Wurmen


Voor me liggen twee foedralen, zoals uitgever Het balanseer ze noemt. Zelf zou ik eerder spreken van cassettes. Op de rug van beide cassettes: F. van Dixhoorn, gedicht, hb. Het laatste als enige horizontaal gedrukt. Linksboven op wat een voorkant zou kunnen zijn: de kat van de muziekschool en het doel van de opticien. De beide titels zijn opvallend dicht tegen de zijkant geplaatst. In beide cassettes een los blaadje met daarop de gegevens die je in een boek vindt op de Franse pagina: copyrightvermelding, ISBN-nummer en nog het een en ander. Een opvallend verschil: op één blaadje staat prominent de titel vermeld, de kat van de muziekschool; het andere blaadje is grotendeels blanco. Wijst dat op een hiërarchische verhouding tussen de beide gedichten? De ISBN-nummers liggen ver uit elkaar; dat van het doel van de opticien is lager. Onder de ISBN-nummers een reeksnummer dat ik niet thuis kan brengen: D/2024/11.427.3 en D/2024/11.427.4. Het laagste nummer hoort ook hier bij het doel van de opticien 

Dat zou betekenen dat het doel van de opticien aan de kat van de muziekschool voorafgaat. Mijn intuïtie wil het anders. De kat van de muziekschool is de cassette met zes katernen; het doel van de opticien heeft er vijf. Je fabriceert pas een nieuwe cassette als de oude vol is, zoiets. En als het niet gaat om efficiency en knierperigheid: wanneer je iets te vertellen hebt, neem je de ruimte. De omvangrijkste bundel als een annex bij de minder omvangrijke: dat is vreemd. In de ene bundel wordt de wereld van het kijken opgeroepen, in de andere die van de muziek. Moet ik concluderen dat in de wereld van Van Dixhoorn het kijken op de eerste plaats komt, maar de muziek uiteindelijk belangrijker is? Of ben ik helemaal op de verkeerde weg met al dat minutieuze uitpluizen, dat detective-achtige gezoek naar sporen en die drang overal betekenis aan te hechten? Wat heb ik tot nu toe gedaan? Twee kaften van cassettes gelezen.  

Het echte werk begint nu, en heel anders dan ik gewend ben bij gedichten of gedichtenbundels. Wie het doel van de opticien en de kat van de muziekschool leest, is onophoudelijk bezig. Katerntje uit de cassette, katerntje in de cassette. Heel makkelijk gaat het niet; ‘wurmen’ is het woord dat bij me opkomt. Moeizaam het katerntje uit de cassette wurmen, moeizamer het erin terugwurmen. Ik geef het maar meteen toe: het is wat me het minst aan het hele project bevalt. De contemplatieve ruimte waarin je na het lezen van een gedicht of een dichtbundel verzeild raakt, zeker na het lezen van een gedicht of dichtbundel van Van Dixhoorn, valt alleen maar te bereiken na een flinke portie praktische ergernis – en dan bereik je hem dus niet. Om deze bundels te lezen moet je de mentaliteit hebben van een klusser, en zo ik iets niet ben... In een omgeving waarin wordt geklust, ben ik op mijn plaats als een kat in een vreemde muziekschool. Maar ik ken Van Dixhoorns vorige zeven bundels. Misschien gaat het me lukken, door dit te schrijven bijvoorbeeld, om van enige van mijn beperkingen in de fysieke wereld los te komen.   



woensdag 22 mei 2024

Minieme wolkjes


Eén poëzieproject, twee ‘gedichten’ die elk een bundel zouden kunnen worden genoemd, in de twee foedralen 'gedicht' elf katernen die ook alle elf een gedicht zouden kunnen worden genoemd of anders een gedichtencyclus, op de individuele bladzijden die de lezer voor zich krijgt heel veel wit met alleen op de linker bladzijde minieme wolkjes tekst. Zo'n door wit omgeven pluk woorden wordt doorgaans ook een gedicht genoemd. De lezer die van ordening houdt, wordt het niet gemakkelijk gemaakt in De kat van de muziekschool en Het doel van de opticien van F. van Dixhoorn 

 

Min of meer gelijktijdig met Van Dixhoorns twee ‘gedichten’ herlas ik vanwege de actualiteit de beste bundel van de afgelopen drie jaar - ook een bundel waarin elke letter die de lezer leest, is voortgekomen uit een concept. Niet alleen elke letter, zelfs elke komma. Een virgula scheidt en verbindt; in Virgula is het leesteken een teken geworden voor de continuïteit en discontinuïteit die kenmerkend zijn voor de menselijke existentie. De mooie, onontkoombare verwijzing naar virgo maakt meteen duidelijk om welke existentie het gaat. Het leven dat Sasja Janssen in Virgula oproept of presenteert is een modern vrouwenleven dat zich voortbewoog van een Limburgs dorp naar een studententijd in de grote stad en daarna een eigentijds dichterschap. Zo opgeroepen en gepresenteerd dat de fraaie en minder fraaie ervaringen die onderdeel waren van de Werdegang, exemplarische kracht konden krijgen. Het concept is bij Janssen een mal die volloopt met taal, beelden, betekenis, ervaringen – uiteindelijk niet berustend op de semantiek van de komma, maar op een strak stramien van strofen. Ondanks al het conceptuele nodigt de bundel uit tot een herkennende, zich identificerende, empathische manier van lezen. Janssen is de grande dame van de schrijversvakschoolpoëzie. 

 

Daarmee valt F. van Dixhoorn niet snel in verband te brengen. Van Dixhoorns ontregeling en minimalisme en uiteindelijk het grote doel dat hij heeft, een doel dat zich in metafysische regionen lijkt op te houden, maken dat ik hem eerder zie in het verlengde van kunstbewegingen uit de jaren zestig als Fluxus en ZERO en een componist wiens belangrijkste werk iets later tot stand kwam: Morton Feldman. Een beweging uit de beeldende kunst die stroming fixeert om erin op te gaan; een componist die stukken schreef die uren duurden, nauwelijks ontwikkeling kenden en met hun minieme volume nauwelijks geluid. Muziek en beeldende kunst, het oor en het oog: zelfs als ik er met mijn referenties helemaal naast zit, heb ik het zintuiglijke te pakken dat voor de dichter van De kat van de muziekschool en Het doel van de opticien tamelijk cruciaal lijkt. Maar ik zit er niet naast en, let maar op, over een paar dagen, weken, maanden ga ik zelfs deze merkwaardige gedichten/bundels/whatever empathisch, me identificerend, herkennend lezen. Misschien.  

zondag 19 mei 2024

Immens


Aan het nadenken over het nieuwe poëzieproject van Van Dixhoorn en toen kwam ik dit tegen:

Mattina 

M’illumino
d’immenso

Het vult een bladzijde in een dichtbundel en dat doet ook de vertaling op de bladzijde ernaast:

Ochtend

Ik verlicht me
door het onmetelijke

Ik dacht:

1)    Ik heb dit gedicht wel eens eerder gelezen
2)    Ik kan niet beter samenvatten wat Van Dixhoorn doet in de twee foedralen met elf katernen met minieme gedichten tegen de rand van de bladzijde in De kat van de muziekschool/Het doel van de opticien 
3)    Het doet me denken aan een gedicht van Marsman uit dezelfde tijd
4)    Ik zou het anders vertalen 

Ad 1) Niet gek, want De mooiste van Ungaretti komt uit mijn eigen boekenkast
Ad 2) Daar kom ik op terug
Ad 3) Natuurlijk:

Vlam

Schuimende morgen
        en mijn vuren lach
drinkt uit ontzaggelijke schalen
van lucht en aarde
den opalen dag

Ad 4) De vertaling is van Salvatore Cantore en dat is een mooie naam. Ik vond op internet een vertaling van Ingeborg Bachmann:

Morgen

Ich erleuchte mich
durch Unermeßliches

Zelf zou ik de letterlijkheid een beetje geweld aandoen met:

Ochtend

Ik, verlicht
door het onmetelijke

en misschien toch wel peinzen over het onmetelijke. Het grootse? Het onvatbare? Het ontzaggelijke?
 

donderdag 28 december 2023

Opperhalfrond

 

Het boek dat ik lees, ben ik nog op geen enkel lijstje tegengekomen en dat is vreemd. Heel vreemd. Ik ken weinig boeken waarin elke zin zo raak is, zo poëtisch raak. Bijzondere metaforen, assonanties, alliteraties: alles is er in te vinden en vooral ritme. In de zinnen en in de opeenvolging van zinnen. 

Opperhalfrond van J.Z Herrenberg is een roman, maar geen gewone roman. Het gaat niet om psychologie en niet om identificatie. We lezen over een soort Nederland, met dystopische, Stasi-achtige trekjes. Over figuren met een Messiascomplex die nogal eens uit Delft komen, de initialen J.Z.H. hebben en/of schrijver zijn. En over nog veel meer. Over alles wat het boek bevat of zou kunnen bevatten, waren niet alle recensenten even enthousiast: ze misten houvast, zochten binnen een referentiekader naar antwoord op vragen. 

Ik denk dat je dit boek moet lezen zoals je poëzie moet lezen: plezier hebben om wat je tegenkomt op detailniveau, de zinnen, en verder je overgeven. Vooral doorlezen: op het detailniveau kun je niet anders dan alles als zeer doordacht ervaren; op het grotere niveau zal het ook wel goed komen. Of niet. Ik hoor zelf tot de lezers die, wanneer de thematiek weids is - het gaat hier over de kosmos, de maatschappij en het individu -, gerustgesteld zijn als niet alle vragen worden beantwoord. Dat doet recht aan de situatie zoals die is - meer dan wanneer je de illusie wordt voorgehouden dat alles zal worden afgehecht. Ik ben halverwege: alles sal reg kom, hoe dan ook. Al was het alleen maar vanwege het ritme. 

En verder valt er over dit boek oneindig veel meer te zeggen. Dat 'taal', beter: de eigen taal, misschien de werkelijke hoofdpersoon is in het boek. Maar dit is geen recensie en niet studieus. Voor het eerst sinds maanden lees ik niet met de pen in de hand, maar louter voor mijn plezier. Moeten jullie ook doen. Zorg dat je ontvankelijk bent. Tussen de rijstvelden in het droge seizoen heb ik mijn balletschoentjes aangedaan. Zoiets.

 

Dichters over Gorter: Erik Bindervoet

In de bundel Aap uit 2002 zijn deze twee kwatrijnen te vinden:     Blijf toch dromen van dat arbeidersparadijs!    Blij dans je op de stran...