Posts tonen met het label poëzie. Alle posts tonen
Posts tonen met het label poëzie. Alle posts tonen

dinsdag 3 september 2024

Poëzie


Dichtbundels:

Sterk zeil, De Contrabas 2009

Een ernstig gezicht, Stanza 2015

Dieren op schaal, Gaia Chapbooks 2019   

Schitterende, labiele knooppunten, Gaia Chapbooks 2019

Het grote roeren, Gaia Chapbooks 2020

Naakt en bewogen, Gaia Chapbooks 2022

O, lichtkelk, Gaia Chapbooks 2024


Verder verscheen: Yo! De doodsgedichten van 36 zenmonniken, vertaald, bewerkt en ingeleid door Gert de Jager, Gaia Chapbooks 2022


Sterk zeil en Een ernstig gezicht zijn te verkrijgen bij boekhandel Perdu in Amsterdam en antiquarisch in ieder geval via Verboek op Boekwinkeltjes.nl. De chapbooks worden door de uitgever gratis beschikbaar gesteld als PDF en zijn daar ook te bestellen als mooi boekje. 

Sterk zeil werd genomineerd voor de C. Buddingh'-prijs. Zie hier het juryrapport. De bundel werd gerecenseerd in NRC Handelsblad, Trouw, Tzum, De Groene Amsterdammer en Poëziekrant

Van een gedicht uit Dieren op schaal verscheen een analyse op Ooteoote. Alfred Schaffer schreef over de bundel een artikel in De Groene Amsterdammer waar ik blij mee was. In een recensie in Meander interpreteerde Ivan Sacharov het allemaal net even anders.

Gedichten uit Schitterende, labiele knooppunten werden overgenomen op de website van Het moment en op de Costerlijst; op Ooteoote werd weer een gedicht geanalyseerd. Op Meander verscheen een wat gereserveerde recensie van de bundel als geheel.

Mark van der Schaaf schreef op zijn blog de eerste recensie van Het grote roeren. Op het blog van de Vereniging voor Vlaamse Letterkundigen verscheen een recensie van Alain Delmotte; hij las ‘prachtige poëzie waarin ruimte is voor licht, lichtvoetigheid, lichtzinnigheid, diepe adem.’ In de Poëziekrant van maart/april 2021 schreef Peter van Lier een uitvoerig artikel waarin hij aandacht vroeg voor het filosofische karakter van de bundel; zie hier.

Ook over Yo! schreef Mark van der Schaaf. In dit stuk op mijn eigen blog ga ik in op reacties van een sinoloog en een japanoloog. Met gedichten uit Naakt en bewogen en Yo! sta ik hier en hier op een podium. Naakt en bewogen werd besproken op het blog van de Vlaamse letterkundigen door Frans August Brocatus: 'Hij schrijft zoals je muziek maakt.' 



In een ver verleden waren literaire tijdschriften belangrijk. Er verschenen gedichten in:

De Tweede Ronde (lente 1989, zomer 1989, herfst 1990, zomer 1995)

Adem (oktober 1989)

De Revisor (juli 1994, maart 1995, november 1995)

DWB (april 2001)

Meander (november 2007, december 2010, februari 2017)

blue-turns-grey (maart 2009, maar verdwenen van internet) 

Het Liegend Konijn (oktober 2012): hier, hier, hier, hier en hier.

 

Verder is werk opgenomen in de volgende bloemlezingen:

 

Gedichten 1990; een keuze uit de tijdschriften, Leuven 1990

Nog een lente; 30 dichters gekozen door Meander, Leuven 2010

Dagelijks brood; dichters in de Prinsentuin 2010, Groningen 2010

De vier jaargetijden; de mooiste gedichten over de seizoenen, Amsterdam 2011

Meulenhoffs dagkalender van de poëzie 2012, Amsterdam 2012

De 100 beste gedichten gekozen door Francine Houben voor de VSB Poëzieprijs 2017, Amsterdam 2017

In de kring van menselijke warmte; hommage aan Rogi Wieg, Haarlem 2017

Als ik jou eenmaal verlies; einmal wenn ich dich verlier; gedichten van Rainer Maria Rilke met reflecties van hedendaagse dichters, Amsterdam 2018

The Raven; louter duisternis; darkness there and nothing more; een gedicht van Edgar  Allan Poe met reflecties van hedendaagse dichters, Amsterdam 2019

Denkend aan Marsman; achtenzeventig dichters reflecteren op ‘Herinnering aan Holland’, Amsterdam 2019

t Is laat al in de nacht. Doodstil is ‘t huis; zesentwintig dichters reflecteren op Dèr Mouw, Amsterdam 2020

Vertalersweelde; Horatius in de handen van Piet Gerbrandy met reflecties van tweeënvijftig dichters op Oden 4.1, Amsterdam 2020

Vertalersweelde; Verlaine in de handen van Baardman, Mulder en De Jong met reflecties van achtenvijftig dichters, Amsterdam 2020

Charles Baudelaire e.a., Vertalersweelde; vijf gedichten van de grootmeester opnieuw vertaald, Amsterdam 2022

Lezenswaard.be 2023

Schuld en vrede; reacties op Anselm Kiefer, Paul Celan en Ingeborg Bachmann, Eindhoven 2023.

Poesia botanica 2024, scrollen naar 'Oot'.

Vertalersweelde; Hölderlin in handen van Mereie de Jong; vier gedichten van Hölderlin met reflecties van negenenveertig Vlaamse en Nederlandse dichters, Amsterdam 2024.



Leerlingen van het Barlaeusgymnasium verfilmden een gedicht uit Sterk zeil


maandag 27 mei 2024

Het is stil aan de overkant


Beginnen dus met het doel van de opticien. De vijf katernen die ik uit de cassette haal, blijken te zijn genummerd: 33, 38, 69, 83, 88 en 89. Dat zijn zes getallen. De eerste vier staan op de voorkant van het katerntje; de laatste twee op respectievelijk de eerste echte pagina na de voorkant van katern vijf en op de pagina meteen voorbij het midden, na het nietje. Wat zijn het voor getallen? Getallen die de opticien potentiële brildragers voorschotelt? Wat is het voor reeks? Waarom worden er zoveel getallen weggelaten? De cijfers van de getallen hebben wel iets met elkaar te maken: 33 is een verdubbeling, 38 en 83 spiegelen elkaar, 6 en 9 doen dat ook en 88 en 89 volgen elkaar op. Er wordt een orde gesuggereerd, een betekenisvolle misschien wel of een esthetische, maar het is een orde die mij ontgaat. En dan de getallen in het laatste katerntje: waarom staan die ineens niet op de voorkant? Waarom moet het procedé waaraan ik net gewend was geraakt, opeens worden ondergraven? 

Als ik katern 33 opensla lees ik, meteen na de voorpagina, op een kwart van boven en dan zonder enige marge:

t.’ 

Daarna twee lege pagina's en dan rechts, op dezelfde plek van boven en zonder enige marge vanaf rechts: 

het is stil aan de overkant.’ het is stil aan de overkant. ‘t. 't. 

Verder niks. Het is meer dan alleen t.’ op de eerste pagina, maar dan nog. Opvallend zijn de aanhalingstekens. Een aanhalingsteken na een punt sluit een citaat af, maar een aanhalingsteken voor de t suggereert een spreektalig ‘het’. Aan het eind wordt zonder meer iets afgesloten, maar waar het citaat begint... We hebben zes woorden gelezen, één letter en twee leestekens. Alles wat we lazen, is bovendien minimaal één keer herhaald. Het spel met leestekens schept geen duidelijkheid, maar wel een suggestie: we vangen flarden op van spreektaal. Het enige woord tot nu toe dat echt iets oproept, is het met veel betekenissen geladen ‘overkant.’ 

De regel met ‘overkant’ is de enige die in dit katern op de rechterbladzijde staat. Op vier linker bladzijden volgen, steeds op een kwart van boven en zonder marge tegen de linker rand:  

het weet 

 

dit op 

op  

 

het tumult tot geroezemoes 

reikt 

tot aan de zomer 

 

besloten ligt 

 

Die laatste twee woorden staan op de achterkant. Na alle witte bladzijden, vijf in totaal, vond de dichter het blijkbaar niet nodig om katern 33 een beetje netjes af te sluiten met een blanco achterkaft. 

 

Wat kan ik concluderen: 

 

1)     De dichter suggereert op alle mogelijke manieren een ordening, met de getallen van de katernen, de plaatsing van woorden op de pagina, het gebruik van leestekens. Het hoe en waarom van de ordening wordt niet duidelijk en af en toe wordt, om even onnaspeurlijke redenen, de ordening ondergraven.  

 

2)      Woorden met een echte woordenboekbetekenis in dit gedicht/deze zes gedichten/dit katern hebben te maken met geluid – stil, tumult, geroezemoes - , roepen een jaargetijde op – de zomer en een decor – iets met een overkant. Tegelijkertijd lijken het tumult en het geroezemoes juist kenmerkend te zijn voor de zomer en is het nu stil, op een paar stemmen na. Geen zomer dus?  

 

3)     Wat de dichter oproept, suggereert, weergeeft is op alle niveaus iets metonymisch. Alles wat ons onder ogen komt, maakt deel uit van een groter geheel. Ook die rare neiging om in die zee van paginawit de paar woorden die er wél staan te presenteren zonder marge, zou zo begrepen kunnen worden. Een tekst is geen werkelijkheid, zeker niet de hele, maar wel een deel van de werkelijkheid. De onderneming van Van Dixhoorn is misschien dit: ons een illusie van de hele werkelijkheid voorschotelen en die ons zo laten ervaren. Het is de oude avantgardistische droom om tekst en werkelijkheid in elkaar over te laten lopen, maar met een postmoderne touch. Als de verkoper in de interieurwinkel presenteert hij ons het stalenboek met het behang dat hetzelfde is als het denkbeeldige behang in de denkbeeldig behangen kamer. Die kamer zien we voor ons. Het behang van de staal is echt, heel echt. Je kunt het in je handen houden zoals een cassette van Van Dixhoorn. Je kunt het lezen als een gedicht dat geen marge kent, juist daardoor zijn kunstmatigheid beklemtoont en tegelijkertijd zijn pretentie. Van Dixhoorns poëzie is poëzie die staal wil zijn, zijn hoedanigheid van staal wil laten zien, het illusoire karakter van dat alles heel goed door heeft – de ondoorgrondelijke ordeningen - en bij dat alles ‘alles’ toch nog oproept. 

 

4)      Zo, dit was een verhandeling over 31 woorden in een katerntje. Ik heb het idee dat er meer over valt te zeggen.  


(Het vierde deel van een serie over het doel van de opticien en de kat van de muziekschool van F. van Dixhoorn, gepubliceerd op https://gertdejager.blogspot.com/)

 

 

   

Dichters over Gorter: Jan Kuijper (II)

In 1990 ontving Jan Kuijper voor Tomben de Jan Campert-prijs. In een interview met de NRC licht hij zijn werkwijze toe. De toe-eigening van ...